Perspectiefnota 2021 - 2024

3. Financieel beeld

3.5 Uitgangspunten begroting

Voor het opstellen van de begroting van het komende jaar wordt vooraf een besluit genomen door de raad over de uitgangspunten. De uitgangspunten zijn de percentages voor loon- en prijsstijgingen waarmee de budgetten de komende jaren worden geïndexeerd. Als basis voor de uitgangspunten wordt de meest recente Macro-economische verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB) gebruikt. Met percentages uit de MEV wordt de begroting voor de jaren 2021-2023 geactualiseerd en verlengd tot en met het jaar 2024.

Prijsniveau

In de MEV is de geprognosticeerde groei van het Bruto binnenlands product (Bbp) voor het jaar 2021 vastgesteld op 1,60%. De verwachte groei voor de jaren 2022 tot en met 2024 op 1,75%.
Bij het opstellen van de begroting is structureel rekening gehouden voor het jaar 2020 en 2021 met een indexatiepercentage van 1,50%. Voor de jaren 2022 tot en met 2023 met een indexactiepercentage van 1,75%. De indexactie percentages voor Heemskerk worden bijgesteld wanneer zij meer dan 0,25 % afwijken van de laatste CPB cijfers. Dat is voor het komende begrotingsjaar 2021 niet het geval, waardoor er geen effect is voor dat jaar als gevolg vaan een bijstelling prijsindexatie. Vanaf 2022 wordt aangesloten op de door het CPB geprognosticeerde reeks.
Het is van belang om te realiseren dat dit percentage is berekend voor de uitbraak van de coronacrisis. Indien het CPB met een nieuwe MEV komt kan het indexatiepercentage behoorlijk afwijken. Bij een veel hoger indexactiepercentage voor 2021 als gevolg van de coronacrisis betekent dit dat budgetten in de Begroting 2021 ontoereikend zijn om prijsstijgingen op te vangen. Een bijstelling van de begroting in 2021 en latere jaren is dan noodzakelijk.

Personeelslasten

Met betrekking tot de personeelslasten zijn de volgende uitgangspunten van toepassing:

  1. Voor het loonniveau en het niveau sociale lasten wordt uitgegaan van het werkelijke niveau per 1 januari 2020 (verhoogd met de loonkostenstijgingen van 1% per 1 juli en 1 oktober 2020).
  2. In de Begroting 2021 is rekening gehouden met een loonkostenstijging van 2,25%. Ook een eventuele stijging van de pensioenpremie moet binnen dit percentage worden opgevangen. De huidige CAO loopt tot eind 2020. Mocht uit de nieuwe CAO-onderhandelingen blijken dat de indexering niet voldoende is dan worden de financiële effecten hiervan opgenomen in het eerstvolgende planning en control document.

Rente-omslagpercentage

Voor financiering van investeringen passen gemeenten totaalfinanciering toe. Dit houdt in dat de gemeente alle uitgaven en investeringen gezamenlijk financiert, en niet per investering een aparte lening aangaat en/of administreert. Als gevolg van de systematiek van totaalfinanciering is het niet mogelijk om rentekosten direct aan een investering toe te rekenen. Tegenover de totale boekwaarde van de investeringen worden de totale rentelasten van de aangetrokken financieringsmiddelen geplaatst. De procentuele verhouding tussen de totale boekwaarde en de totale rentelasten wordt het rente-omslagpercentage genoemd. De berekeningswijze van dit percentage wordt voorgeschreven in het BBV. Voor toerekening van rente aan nieuwe investeringen wordt het rente-omslagpercentage gebruikt. Voor 2021 is dat 1,50%.

Tarieven

De tarieven, leges en retributies worden in de begroting 2021 trendmatig met 1,50% verhoogd. Hiermee wordt aangesloten bij het feitelijke prijsmutatiepercentage voor het jaar 2021.
Met betrekking tot de tarieven Afvalstoffenheffing, Rioolrecht en Marktgelden wordt als uitgangspunt 100% kostendekkendheid aangehouden. Op dit moment zijn nog niet alle tarieven 100% kostendekkend.

Subsidies

Subsidies zijn voor de gemeente een belangrijk instrument om de sociale infrastructuur te faciliteren en sturing te geven aan de beleidsuitvoering. Vanwege de stijging van autonome kosten, waaronder ook de loonkostenontwikkeling, binnen de gesubsidieerde instellingen en het gedurende een aantal jaren achterwege blijven van gemeentelijke indexatie, kwam de financiële positie van deze instellingen onder druk te staan. Om verdere scheefgroei te voorkomen is in de Kadernota 2019 besloten om de subsidies vanaf het jaar 2020 met 1,75% te indexeren. Deze beleidslijn wordt voor 2021 gecontinueerd.

Grondexploitaties

Met betrekking tot de grondexploitaties zijn de volgende rentepercentages van toepassing:

  • Over de niet voor grondexploitatie bestemde gronden zal een rentepercentage worden berekend gelijk aan het rente-omslagpercentage (1,50%).
  • Indien sprake is van het ter beschikking stellen van financieringsmiddelen aan de grondexploitatie, zal aan de voor exploitatie bestemde gronden een rentepercentage worden toegerekend gelijk aan het rente-omslagpercentage (1,50%).
  • Indien sprake is van een overschot aan financieringsmiddelen binnen de grondexploitatie zal aan de voor exploitatie bestemde gronden geen rente worden toegerekend.
  • Binnen de grondexploitaties wordt geen rente rekening-courant berekend over de mutaties die zich binnen het jaar voordoen.

Rente over reserves en voorzieningen

Met betrekking tot rentetoerekening aan reserves is in de nota Reserves en voorzieningen 2018 onderstaande beleidslijn geformuleerd: rentetoevoeging aan bestemmingsreserves en voorzieningen vindt niet plaats.

Financieringen

Ieder jaar wordt een zo nauwkeurig mogelijke inschatting gemaakt van de verwachte ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt en het effect hiervan op de rentetarieven. Dit is van belang omdat de rentelasten van noodzakelijk nieuw aan te trekken lang- en kortlopende geldleningen in de begroting worden opgenomen. In de paragraaf Financieringen wordt bij de berekening van de financieringspositie geprognosticeerd of en in hoeverre het aantrekken van geldleningen noodzakelijk is. Deze rentevisie is gebaseerd op de verwachtingen van enkele financiële instellingen zoals de Europese Centrale Bank (ECB) en de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG).

De verwachting is dat de wereldeconomie dit jaar als gevolg van de coronapandemie in een recessie terechtkomt. De ECB blijft gedurende de komende twaalf maanden een ruim monetair beleid voeren. Als gevolg daarvan zal de rente op de geldmarkt (looptijd tot 1 jaar) een lichte stijging ondergaan, maar wel op een laag niveau blijven. Ook de kapitaalmarktrente (looptijd langer dan 1 jaar) blijft naar verwachting langdurig op een laag niveau, al worden ook voor dit rentetarief licht opwaartse fluctuaties verwacht.
Bovenstaande prognoses in overweging genomen is het voorstel om voor 2021 voor kort geld een rentetarief van 0,00% en voor lang geld een rentetarief van 0,75% aan te houden. In de samenvattende tabel worden de meerjarige renteprognoses geschetst.

Doorrekening effect voor jaarschijf 2024

In de totaaltabel zoals opgenomen onder 3.1 Stand van de begroting is de doorrekening van alle uitgangspunten begroting 2021 opgenomen. Omdat 2024 het jaar is dat wordt toegevoegd in het overzicht, moet voor dat jaar de indexatie nog worden doorgerekend. Daarom is voor de jaarschijf 2024 een post van € 166.000,- opgenomen.

Tabel samenvatting uitgangspunten

2020

2021

2022

2023

2024

Prijsniveau

1,50%

1,50%

1,75%

1,75%

1,75%

Rente-omslagpercentage

1,50%

1,50%

1,50%

1,50%

1,50%

Tarieven

1,50%

1,50%

1,75%

1,75%

1,75%

Subsidies

1,75%

1,75%

1,75%

1,75%

1,75%

Grondexploitaties

1,50%

1,50%

1,50%

1,50%

1,50%

Financieringen:

Kort geld

0,00%

0,25%

0,50%

0,50%

Lang geld

0,75%

1,00%

1,00%

1,00%

ga terug
Deze pagina is gebouwd op 08/20/2020 13:34:59 met de export van 08/20/2020 13:16:51